Tijdens het onderzoek in de archieven kwam ik stukken tegen over Neeltje Claas Baij die mijn aandacht trokken. Op basis van deze stukken heb ik onderstaand waargebeurde verhaal samengesteld.
Neeltje woonde rond 1740 in Nieuwe Niedorp, een dorpje in Noord-Holland met in die tijd 235 huizen. Zij woonde daar als ‘dienstmaagt’ in bij Cornelis Pietersz Molenaar.
In het voorjaar van het jaar 1743 was Neeltje in verwachting van een kind. Toen de bevalling aanstaande was zij ze tegen haar baas Cornelis dat het op kramen uit zou komen, en vroeg hem om de vroedvrouw te halen. Cornelis had dit echter niet gedaan en had haar met pijn in ‘barendsnood’ achtergelaten zonder naar haar om te zien.
Zonder hulp van een vroedvrouw of iemand anders, beviel Neeltje van een dochter op 14 april 1743 omstreeks elf uur in de ochtend. Neeltje beleefde angstige momenten, en zij en haar kind waren in levensgevaar.
Ongeveer twee uur na de bevalling kwamen drie vrouwen, Maartje Gerrits, Neeltje Gerrits en Neeltje Jacobs Baarts aan in het huis van Cornelis Pietersz Molenaar. Zij vonden daar de dienstmeid Neeltje Claas in een droevige en jammerlijke toestand in bed, verlost van een kind. Neeltje vertelde haar verhaal aan de drie vrouwen. Gedurende die twee uur was ze nog niet gereinigd en ‘gebakerd’.
Een van de vrouwen riep vervolgens de hulp in van Aaltje Pieters. Deze zei dat zij niet eerder zou beginnen voordat Neeltje gezegd had wie de vader was. Doodsbenauwd zei Neeltje in het bijzijn van Cornelis dat niemand anders de vader van het kind was dan Cornelis Molenaar. Aaltje Pieters zei toen tegen Cornelis: ‘hoor jij ’t wel Krelis, de maijt zeid dat jij de vader van ’t kind ben, en niemand anders’, waarop Molenaar reageerde met ‘zij ken zoo veel zeggen, dat kan ik niet helpen wat zij zeijd’
Toen de kraamvrouw vervolgens aan het reinigen en bakeren was probeerde Gerrit, de zoon van Cornelis Molenaar, te voorkomen dat dit in het huis van zijn vader gebeurde. Volgens de vrouwen gedroeg hij zich onmenselijk en stelde zich enorm aan, schopte de boter om die op het vuur stond te smelten om het kind te reinigen. Hij zei daarbij dat hij ‘dat donderse hoerekind’ het huis zou uitjagen. Hij schopte daarna zeer boosaardig naar Aaltje Pieters die daardoor op Neeltje Gerrits viel die het kind op schoot had. Neeltje kon nog net voorkomen dat dit de dood van het kind zou betekenen. Gerrit vloekte en uitte bedreigingen richting kraamvrouw en kind. Zijn vader liet dit onbestraft doorgaan. De aanwezige vrouwen zagen in dat het kind daar alleen met uiterst gevaar voor leven gebakerd kon worden, en besloten naar het huis van Neeltje Gerrits te gaan. Daar kon het kind uiteindelijk, drie uur na de geboorte en blauw van de kou, gebakerd worden.
De vrouwen gingen vervolgens weer naar het huis van Cornelis om het kind weer bij de moeder te brengen. Ze kwamen meteen Gerrit weer tegen die zei ‘scheer jij jou met dat donderse hoerekind de deur uijt, ik sel een mes halen’. Hij haalde een mes en uitte allerlei bedreigingen waar de vrouwen enorm van schrokken. Aaltje Pieters die het kind op de arm had zei echter tegen Gerrit dat zij van zijn mes en vloeken niet bang was. Zij zei tegen de andere vrouwen ‘kom volg mij’ en ze gingen naar binnen. Zij brachten het kind eerst bij de haard om op te warmen om het vervolgens aan de moeder te geven. Dit ging niet zonder moeite omdat Gerrit probeerde het kind af te pakken wat echter mislukte.
Diezelfde dag gingen Trijntje Reijers en Aaltje Langereijs naar het het huis van Cornelis Molenaar. Zij hadden namelijk gehoord dat Neeltje Baij een kind had gekregen, en het kind vanwege de religie van de moeder, zo spoedig mogelijk gedoopt moest worden. Na diverse woordenwisselingen hadden ze aan Neeltje gevraagd of zij wou dat het kind gedoopt zou worden. Neeltje zei ja en vroeg of zij dit wilden verzorgen. Vervolgens namen Trijntje en Aaltje het kind om bij de haard te verbakeren. Zij gaven het kind wat extra kleding omdat het al veel geleden had en wel een uur door de buitenlucht moest worden gedragen. Toen Trijntje Reijers bezig was, zette Gerrit na wat boosaardige scheldwoorden zijn voet op het kind alsof hij het wou doodtrappen, en als Trijntje dit niet belet had was dat misschien ook wel gebeurd. Toen ze vervolgens met het kind bij de moeder kwamen vroegen zij haar wat zij de priester moesten zeggen wie de vader van het kind was. Neeltje zei dat ze de waarheid moesten zeggen, maar draaide er ook nogal omheen. Trijntje en Aaltje zeiden toen dat als Neeltje de waarheid niet zou zeggen ze het kind niet zouden laten dopen. Neeltje zei vervolgens ronduit dat niemand anders de vader van haar kind was dan haar baas Cornelis Molenaar.
In het Rooms-Katholieke doopboek van ’t Velt staat de doop op 14 april 1743 ingeschreven. Het kind werd met de naam Gertrudis gedoopt (illigitima). De vader ‘dictus’ Cornelis en de moeder Neeltje Claas. Als getuige werd genoemd Aaltje Piters Limmerschouw.
Trijntje Reijers, Aaltje Langereijs en Aaltje Pieters vroegen op een gegeven moment aan Neeltje hoe zij zich zo had kunnen laten gebruiken door haar baas, en of het vaker gebeurd was. Neeltje zei dat haar baas altijd met veel malligheid bij haar kwam, en dat hij haar dan weer op de ene manier en dan weer op de andere manier probeerde te verleiden. Nadat zij haar uiteindelijk had laten overhalen is het vervolgens vaker gebeurd.
Op 8 mei gingen de vrouwen op verzoek van Neeltje naar de notaris om hun verhaal vast te laten leggen. Op 14 juni gebeurde dit opnieuw bij dezelfde notaris, dit keer op verzoek van de Hoofdofficier van de Niedorper Cogge. Bij deze laatste verklaring zei Aaltje Langereijs dat zij wel gezien had dat Gerrit naar het kind trapte, maar niet dat hij het kind ook geraakt had. Maartje Gerrits en Aaltje Pieters verklaarden nu dat zij tijdens de dagen dat zij aan het verbedden en verschonen waren hoorden dat Gerrit en zijn broer Luijtje zeiden dat zij van de schout en schepenen ‘de donder hadde, die land opvreeters’ en meer van dat soort laster.
Op 29 juli startte Neeltje een rechtszaak tegen Cornelis. Zij had na een verzoek daartoe toestemming gekregen om gratis te procederen. Dit in verband met haar droevige en armelijke toestand. Haar eis was dat Cornelis met haar zou trouwen, en als hij dat niet wou een bedrag van 336 gulden moest betalen en 2 gulden alimentatie per week voor het kind. Het bedrag van 336 gulden bestond uit 300 gulden voor verlies van haar eer en 36 gulden voor de kraamkosten. Neeltje verklaarde dat zij een eerbare vrijster was en bij Cornelis inwoonde als ‘dienstmaagt’. Cornelis had vele malen geprobeerd haar te verleiden, en Neeltje had de zwakheid gehad om aan zijn verleidende taal gehoor te geven. Cornelis ontkende alles.
Voordat verder geprocedeerd zou worden werd Cornelis alvast veroordeeld tot twee gulden alimentatie per week. Cornelis verklaarde op 5 augustus dat hij tegen deze uitspraak in hoger beroep wou gaan bij het Hof van Holland.
Er verliep enige tijd, en Cornelis ging waarschijnlijk toch niet in hoger beroep. Bij de plaatselijke rechtbank werd vervolgens verder geprocedeerd. Op 7 oktober verklaarde de advocaat van Cornelis dat de kwestie van de alimentatie kon vervallen omdat het kind inmiddels overleden was. Hij vond dat Neeltje meteen moest aangeven of zij haar ongefundeerde proces door wou zetten.
Op 18 november stond de zaak voor het laatst op de rol. De advocaat van Cornelis noemde het valse beschuldigingen van Neeltje, en in tegenstelling tot alle waarheid.
Neeltje trouwde op 11 december 1743 met Casper Jansz. Zij kregen in de jaren daarna nog zeker zes kinderen.
De in dit verhaal genoemde Trijntje Reijers is vermoedelijk de zus van mijn voorouder Jan Reijersz Molenaar.
Cornelis was hoogstwaarschijnlijk geen familie. In 1764 waren Cornelis, zijn vrouw Jantje Volkerts, zijn zonen Gerrit en Luijtje en zijn dochter Trijntje niet meer in leven.
Hun erfgenamen op dat moment waren Grietje Cornelis Molenaar, wonende te Nieuwe Niedorp, geassisteerd met haar oom Klaas Pietersz Molenaar, wonende te Venhuizen, en Pieter Cornelisz Molenaar, wonende te Midwoud, geassisteerd met hun neef Klaas Hendriksz Molenaar.
Bronnen
Oud Notarieel Archief Nieuwe Niedorp, inventarisnummer 3907 d.d. 8 mei en 14 juni 1743
Oud Notarieel Archief Nieuwe Niedorp, inv. 3911 d.d. 21 april 1764, notaris Jan van der Beets
Oud Rechterlijk Archief Niedorp, inventarisnummer 5672 (schepenrol)
R.K. doopboek ’t Velt (DTB Nieuwe Niedorp)
De stadt Alkmaer met haare dorpen (Gijsbert Boomkamp 1740)